Brinkweg (bij 6)  

Rijksmonument

Kadastraal nummer: T 21, T 167
Monumenten nummer: 512061
Datum aanwijzing : 14-07-1999


Afbeelding


Op het Kampereiland, een oud poldergebied, ligt langs een voormalige kleine dijk een UITWATERINGSSLUIS uit de negentiende eeuw. De brug maakt deel uit van een sequentie van werken op het Kampereiland die de ontwatering van de polders regelden.

Omschrijving
Bakstenen sluisje met smeedijzeren sluisdeuren. De sluis bestaat uit een rechtopgaande keermuur, met aflopende vleugelmuren. De smeedijzeren sluisdeuren worden bediend via een heugelstang aan een tandwielkast, die op een ijzeren H-balk boven de keermuur is bevestigd.

Waardering
Afwateringssluis van algemeen cultuurhistorisch en landschappelijk belang:
- vanwege de functionele en ruimtelijke verbondenheid met het ontwateringssysteem van het Kampereiland
- vanwege de hoge mate van gaafheid
- vanwege de visuele eenheid met het landschap
- vanwege de hoge mate van zeldzaamheid van dergelijke gave afwateringssluisjes


Omschrijving Het Oversticht
De hoger gelegen delen van de IJsseldelta kennen vanaf de IJzertijd (800 - 12 voor Christus) een continue bewoning, wat uiteindelijk leidt tot het ontstaan van de steden Zwolle, Kampen en Hasselt. Door veranderde omstandigheden in de IJsseldelta, betere ontwateringstechnieken en bedijking ontgint men vanaf de Late Middeleeuwen ook de lager gelegen gebieden om er te gaan wonen.

In de monding van de IJssel ontstonden door slibvorming verschillende 'eilandjes'. Deze eilandjes maakten deel uit van de marke Mastenbroek. In 1364 verdeelde men deze marke, waarin de stad Kampen deelgerechtigd was. De veertien eilandjes werden aan de stad toegewezen en kregen de naam Kampereiland.
Tot de vijftiende eeuw waren de veertien eilandjes nagenoeg onbewoond. De jaarlijkse overstromingen in de winter stonden permanente bewoning in de weg. In de zomer gebruikte men deze gronden als weide. De eerste bewoning van Kampereiland dateert wellicht uit de tweede helft van de veertiende eeuw, getuige enkele huisterpen die genoemd worden in stukken uit 1362. Om zich te verdedigen tegen overstromingsgevaar bouwde men de boerderijen op terpen. De oudste wegen in het gebied liggen op de kruinen van de oeverwallen.
Door aanslibbing van nieuwe grond en het bedijken en inpolderen van diverse drassige groengronden, zoals de polder Mastenbroek, nam het aantal stadserven langzaam maar zeker toe. In het begin van de zeventiende eeuw telde Kampereiland zo'n 40 erven. Een eeuw later waren er dat 57, in 1879 (na een verkleining van de gemiddelde bedrijfsgrootte van 45 naar 35 ha) zo'n 100 en in 1940 108. Tijdens de ruilverkaveling, die in de jaren 1953-1966 werd doorgevoerd, stichtte men maar liefst 61 nieuwe erven. Dankzij de vruchtbare rivier- en zeeklei, de relatief grote percelen en gefortuneerde eigenaren (veelal stadsbewoners) werd het Kampereiland een welvarend veeteeltgebied. De boerderijen dragen geen namen, maar nummers. Tegenwoordig zijn er 173 boerderijen met een eigen erfnummer.

Het Kampereiland wordt begrensd door de IJssel in het zuiden, het Ketelmeer in het westen, het Zwartemeer in het noorden en het Ganzendiep in het oosten. Het eiland wordt nog voor een groot deel doorsneden door het Noorderdiep, één van de oude rivierarmen in deze IJsseldelta. De verkaveling op Kampereiland is beïnvloed door het patroon van natuurlijke waterlopen en heeft daardoor een onregelmatig karakter.

Op het Kampereiland ligt langs een voormalige kleine dijk een uitwateringssluis uit de negentiende eeuw. De brug over de sluis maakt deel uit van een serie van werken op het Kampereiland, die de ontwatering van de polders regelden. Het sluisje is van baksteen en heeft smeedijzeren sluisdeuren. De smeedijzeren sluisdeuren worden bediend via een stang aan een tandwielkast, die op een ijzeren H-balk boven de keermuur is bevestigd.


Aanvullende afbeeldingen