Mandjeswaardweg (bij 22)  

Rijksmonument

Kadastraal nummer: U 97
Monumenten nummer: 51206
Datum aanwijzing : 14-07-1999


Afbeelding


Op het Kampereiland, een oud poldergebied, ligt langs een voormalige kleine dijk een BRUG EN UITWATERINGSSLUIS uit 1880. De brug maakt deel uit van een sequentie van werken op het Kampereiland die de ontwatering van de polders regelden en het eiland ontsloten. De sluisdeuren dateren van 1924.

Omschrijving
Bakstenen brug annex sluis met houten sluisdeuren. Aan de zuidkant bestaat de brug uit een dubbele rondboog, met daarop aansluitende aflopende vleugelmuren. Aan de andere zijde bevinden zich sluisdeuren onder een houten latei en een gevelsteen met het bouwjaar 1880. In de aangrenzende vleugelmuren zijn voor de sluisdeuren schutbalksponningen aangebracht.

Waardering
Brug annex uitwateringssluis van algemeen cultuur- en architectuurhistorisch en stedenbouwkundig belang:
- als onderdeel van een historisch landaanwinnings- en ontwateringssysteem
- als typologisch voorbeeld van de gecombineerde sluisbrug of brugsluis
- vanwege de hoge mate van gaafheid
- vanwege de zeldzaamheid van dergelijke gave bruggen
- vanwege de sterke visuele verbondenheid met het landschap



Omschrijving Het Oversticht
De hoger gelegen delen van de IJsseldelta kennen vanaf de IJzertijd (800 - 12 voor Christus) een continue bewoning, wat uiteindelijk leidt tot het ontstaan van de steden Zwolle, Kampen en Hasselt. Door veranderde omstandigheden in de IJsseldelta, betere ontwateringstechnieken en bedijking ontgint men vanaf de Late Middeleeuwen ook de lager gelegen gebieden om er te gaan wonen.

In de monding van de IJssel ontstonden door slibvorming verschillende 'eilandjes'. Deze eilandjes maakten deel uit van de marke Mastenbroek. In 1364 verdeelde men deze marke, waarin de stad Kampen deelgerechtigd was. De veertien eilandjes werden aan de stad toegewezen en kregen de naam Kampereiland.
Tot de vijftiende eeuw waren de veertien eilandjes nagenoeg onbewoond. De jaarlijkse overstromingen in de winter stonden permanente bewoning in de weg. In de zomer gebruikte men deze gronden als weide. De eerste bewoning van Kampereiland dateert wellicht uit de tweede helft van de veertiende eeuw, getuige enkele huisterpen die genoemd worden in stukken uit 1362. Om zich te verdedigen tegen overstromingsgevaar bouwde men de boerderijen op terpen. De oudste wegen in het gebied liggen op de kruinen van de oeverwallen.
Door aanslibbing van nieuwe grond en het bedijken en inpolderen van diverse drassige groengronden, zoals de polder Mastenbroek, nam het aantal stadserven langzaam maar zeker toe. In het begin van de zeventiende eeuw telde Kampereiland zo¿n 40 erven. Een eeuw later waren er dat 57, in 1879 (na een verkleining van de gemiddelde bedrijfsgrootte van 45 naar 35 ha) zo¿n 100 en in 1940 108. Tijdens de ruilverkaveling, die in de jaren 1953-1966 werd doorgevoerd, stichtte men maar liefst 61 nieuwe erven. Dankzij de vruchtbare rivier- en zeeklei, de relatief grote percelen en gefortuneerde eigenaren (veelal stadsbewoners) werd het Kampereiland een welvarend veeteeltgebied. De boerderijen dragen geen namen, maar nummers. Tegenwoordig zijn er 173 boerderijen met een eigen erfnummer.

Het Kampereiland wordt begrensd door de IJssel in het zuiden, het Ketelmeer in het westen, het Zwartemeer in het noorden en het Ganzendiep in het oosten. Het eiland wordt nog voor een groot deel doorsneden door het Noorderdiep, één van de oude rivierarmen in deze IJsseldelta. De verkaveling op Kampereiland is beïnloed door het patroon van natuurlijke waterlopen en heeft daardoor een onregelmatig karakter.

Aan de Mandjeswaardweg op het Kampereiland liggen langs een voormalige kleine dijk een brug en uitwateringssluis uit 1880. De brug maakt deel uit van een serie van werken op het Kampereiland, die de ontwatering van de polders regelden en het eiland ontsloten. De sluis maakt onderdeel uit van het vroegere landaanwinnings- en ontwateringssysteem.

Het bouwwerk is een combinatie van een brug en een sluis. De brug en sluis zijn van baksteen. De sluis heeft houten sluisdeuren, die uit 1924 stammen. Aan de zuidkant heeft de brug een dubbele rondboog. Aan de andere zijde bevinden zich de sluisdeuren en een gevelsteen met het bouwjaar 1880.


Aanvullende afbeeldingen